In verschillende vormen van lichaamswerk wordt het middenrif gezien als de spier van de emotionele expressie. Daar kan ik mij in vinden. In het boek Adem & beweging verwijs ik naar de oude Grieken die het zagen als de zetel van de ziel. En in het behandelen van vele mensen heb ik onze belangrijkste ademhalingsspier leren kennen als een medium waar de gemoedstoestand van de ziel aan af te lezen is: lachen en huilen zetten het spontaan in beweging. Angst en ingehouden verdriet doen het middenrif verstarren. En ook andersom gaat dit op: een slap of verstard middenrif maakt het moeilijk emoties te voelen en te uiten; een vrij middenrif kan bij mijn cliënten leiden tot een bevrijd lachen of hen tot tranen toe ontroeren.
Het is best moeilijk om erachter te komen hoe het middenrif in elk van ons werkzaam is. 3D-filmpjes op internet laten een volstrekt mechanische, gelijkmatige beweging zien, maar dat is zo in strijd met de aard van het ademritme dat onder invloed van allerlei factoren steeds weer anders is. In mijn opleiding stond de eigen fysieke beleving centraal. Als waarheid gold dat je de adem kunt reguleren, maar niet het middenrif. Zelf heb ik dat toch jarenlang proberen te doen. In fluit- zang- en yogalessen werd buikademhaling als de ideale ademhaling gepresenteerd. Dus zette ik braaf mijn buik uit en drukte als het ware mijn middenrif naar beneden. Ik heb er ernstige schouderklachten aan over gehouden.
Het middenrif bestaat uit een centrale peesplaat. Van daaruit loopt een dunne maar sterke laag dwarsgestreept spierweefsel naar het borstbeen, de ribbenboog, de zwevende ribben en de onderste borstwervels. Het vormt zo een koepel in de borstholte. Aan de achterkant lopen de peesbundels door tot halverwege de lendenwervels, als een soort steunpilaren. Daar maakt het middenrif contact met de psoas.
In de anatomieboeken kun je lezen hoe het middenrif werkt, maar – hier spreek ik vanuit mijn jarenlange ervaring- deze ideale situatie is bij niemand terug te vinden. Ik denk dat bij iedereen in de westerse wereld het middenrif beperkt functioneert. Het ‘bevrijden van het middenrif’ beschouw ik als de kern van mijn mooie werk.
Het middenrif wordt vaak beschreven als de scheidingswand tussen de buik- en de borstholte, maar in zijn functie als belangrijkste ademhalingsspier – en ook voor de werkzaamheid van de organen – zie ik het meer als een verbindend element. Hart en longen, die boven het middenrif liggen, zijn afhankelijk van zijn beweeglijkheid. De lever, de maag, de milt en de darmen liggen eronder en worden als het ware door het middenrif gemasseerd.
Het middenrif bemiddelt ook tussen de uitwendige adem (het ademen via de longen) en de inwendige ademhaling (de zuurstofvoorziening via het bloed naar de cellen). Van nature volgt de inademing op signalen vanuit het onwillekeurige, onbewuste zenuwstelsel: de nervus vagus geeft signalen af aan het ademcentrum in de hersenen als het lichaam behoefte heeft aan zuurstof. Het is vervolgens de nervus phrenicus die het middenrif motorisch aanstuurt.
Deze laatste zenuw bevat motorische en sensorische vezels en reageert daarom op impulsen vanuit het willekeurige én het onwillekeurige zenuwstelsel. Ook daarom is het middenrif moeilijk te vatten. Het onderhoudt met beide een innige relatie. In zijn primaire functie – het aanzetten tot de inademing, ons hele leven lang – reageert het op de impulsen vanuit het onwillekeurige zenuwstelsel. De (gladde) spieren die hiermee verbonden zijn, omhullen de organen en zorgen voor de beweeglijkheid van delen van het lichaam die je niet zo in je bewustzijn hebt. Het functioneren daarvan beleef je alleen als er iets mis is.
Het spierweefsel van het middenrif is dwarsgestreept, zoals alle spieren in het willekeurige zenuwstelsel die deel uitmaken van het bewegingsapparaat. In zijn beweging is het middenrif daardoor partner van alle willekeurige spieren. Deze spieren gebruik je als je iets oppakt, als je loopt of als je bewust je ogen sluit. Je kunt zien en voelen dat je die bewegingen maakt. Maar het middenrif is in meerdere opzichten een uitzondering daarop. Je kan het middenrif niet naar beneden sturen. Dat lukt alleen als je tegelijk inademt. En dan nog is het de vraag hoe vrij het middenrif zijn ruimte inneemt. In zijn lenigheid en vitaliteit is het sterk afhankelijk van de willekeurige spieren waarmee het verbonden is. Het heeft een centrale positie in het bewegingsapparaat maar wordt er ook door in de ban gehouden. Alleen dankzij een goed functionerend bewegingsapparaat kan het middenrif spontaan en vitaliserend op de inademimpuls reageren. En een levendig middenrif werkt positief door op alle levensfuncties en op het gemoed.
Je kunt het middenrif als spil van het bewegingsapparaat ervaren door een denkbeeldige hoela-hoep om je middel te draaien. Als je de beweging langzaam maakt en naar voren, naar opzij en naar achteren wat overdrijft, kun je merken dat je adem wordt geactiveerd. Als de wervelkolom zich uitstrekt, kan het middenrif spontaan naar alle kanten opspannen waardoor de inadem vanzelf komt. Maar door de afhankelijkheid van het middenrif van andere willekeurige spieren lukt dat vaak maar ten dele.
In nog een opzicht is het middenrif een buitenbeentje. Alle willekeurige spieren opereren als antagonistisch paar. Een bekend voorbeeld zijn de biceps en de triceps. De eerste zorgt ervoor dat je je arm kan buigen; de tweede maakt het strekken mogelijk. Het middenrif is een solist. Het heeft geen directe tegenspeler. In de uitademfase is het passief en overgeleverd aan de innerlijke dynamiek van het hele lichaam. En ook bij onze lichaamshouding speelt het middenrif geen rol terwijl alle andere willekeurige spieren daarin een belangrijke functie hebben.
Om dit hele verhaal over willekeurig en onwillekeurig nog weer op zijn kop te zetten: ook de willekeurige spieren (waaronder het middenrif) kunnen onwillekeurig reageren. Dat gebeurt bij schrikreacties: je trapt op een scherf (je trekt spontaan je voet weg) of je krijgt een vliegje in je oog (je knippert met de oogleden). En zo reageert het middenrif op schrik door te verstarren (en daarmee de adem in te houden) Bij langdurige angstklachten kan dat een permanente situatie worden.
Samenvattend: de opdrachten die het middenrif ontvangt vanuit het willekeurige alsook vanuit het onwillekeurige zenuwstelsel plaatst het voor een dilemma. Enerzijds wordt zijn beweging aangestuurd vanuit het onwillekeurige, vegetatieve. Maar op het moment dat ik mijn adem inhoud – bewust of onbewust -, wordt hij aangesproken in zijn willekeurige functie. Dan zet ik onbewust het middenrif stil, wat de spanning in de rest van het bewegingsapparaat verhoogt. Als dat vaak gebeurt zal dat tot een verstarring leiden van de willekeurige spieren en verslapping van de onwillekeurige. Het middenrif verliest dan zijn vitaliteit en dan doen we – om in de denkwijze van de oude Grieken te blijven – onze ziel tekort.
Zoals ik hierboven al zei: in de adempraktijk gebeurt vaak het omgekeerde: als het middenrif zijn spontaniteit terugkrijgt wordt er gelachen en gehuild. Vaak komt er een scala aan gevoelens naar boven: van verbazing dat zo’n ‘bevrijding’ mogelijk is; van verdriet omdat iets lang onderdrukt moest worden, of van pure vreugde en dankbaarheid. Er is dan een weg geopend naar meer verbinding met de ‘innerlijke’ adem, een weg die Ilse Middendorf in ‘De ervaarbare adem’ als een derde ademweg beschrijft, die mogelijk is naast de gestuurde (willekeurige) adem en de ongestuurde (onwillekeurige) adem en die in aandachtige, bezielde oefening ervaren kan worden.
Tot slot nog weer even terug naar de buikademhaling. Nog steeds zien velen die als een gezonde en wenselijke manier van ademhalen. Maar…, heel nuchter bekeken: de ademhalingsorganen zitten toch niet in de buik, maar in de ribbenkast. Bij mij heeft de buikademhaling voor ernstige schouderklachten gezorgd. Het beeld van buikademhaling maakte dat ik dwangmatig mijn buik ging uitzetten. Daardoor wordt de ribbenkast als het ware naar beneden getrokken en kan hij zich niet naar alle kanten openen.
Veel van mijn cliënten zijn enorm opgelucht als ze ervaren dat er ook andere manieren zijn om de adem zijn ruimte te geven. Voor de contractie van het middenrif bij de inademing, en ook voor de conditie van de organen, is het van belang dat de romp ter hoogte van de onderste ribben naar alle kanten ruimte kan maken. Dit lukt soepeler als het samengaat met verlenging van de ruggenstrekkers.
In het boek Adem & beweging staan veel oefeningen die je daarbij kunnen helpen. Op den duur zal er steeds meer ademruimte in de onderrug ontstaan in plaats van in de buik en dat heeft vele voordelen. Het lichaam blijkt met zijn spieren en gewrichten helemaal toegerust om het middenrif zijn bewegingsruimte te geven en daarmee de adem toe te laten.
Illustratie: Julia Hollweck