Cliënten zijn mij vaak dankbaar om wat zij beleven tijdens een adembehandeling en om de persoonlijke groei die hen dat brengt. Ikzelf voel mij vaak op die momenten ontroerd, omdat ik bemiddelaar mag zijn, maar de adem krijgt van mij alle crediet. Vandaar dat ik mij ook pedagoog, coach of docent noem. De adem is de wegwijzer en eventueel de therapeut.
Dat wordt heel mooi verwoord door de nu 87-jarige Irmela Halstenbach. Zij heeft vele jaren met Cornelis Veening gewerkt en is nog de enige die zijn inzichten en ideeën kan overbrengen vanuit persoonlijke ervaring met hem. Veenings heeft wat notities en twee voordrachten nagelaten. Zijn inzichten en werkwijze zijn vooral door mondelinge overlevering tot ons gekomen. Irmela Halstenbach beschrijft het werken met de innerlijke adem in haar artikel: ‘In het domein van de adem’. Haar taal ademt een doorleefde verbinding met de innerlijke adem.
“Wanneer we de adem zijn werk laten doen, in plaats van hem te beïnvloeden, opent hij de toegang tot de zelfhelende krachten. Deze komen uit een diepe laag, waarin lichaam en ziel nog niet van elkaar gescheiden zijn. Het volgen van de adem brengt een lichamelijk als ook psychisch ontwikkelingsproces op gang die de persoon in zijn geheel omvat. Deze werkwijze behoort gezien zijn oorsprong tot de lichaamsgerichte psychotherapie.
De fijnstoffelijke bewegingen in ons innerlijk zijn onbekenden voor ons bewustzijn. Ze worden pas waarneembaar, als de ritmische adem zo stil wordt dat de ‘adem onder de adem’ zich kan laten zien. De stromende beweging van de innerlijke adem wordt als zodanig nauwelijks waargenomen.
Is dat adem? Aanvankelijk herkennen wij hem niet, omdat hij niet beantwoordt aan de gebruikelijke voorstelling die wij van de adem hebben. Geleidelijk wordt hij vertrouwder, want het lichaam krijgt er aandacht voor. Het herinnert zich zijn vroegste ademervaring, de embryonale adem in de moederschoot. We ademen niet pas als de longen beginnen te ademen. Verbonden met de bloedsomloop van de moeder ademen de cellen vanaf het eerste ogenblik en nemen in deze tijd het oorspronkelijke weten volledig op- meer kennis wordt zo opgedaan dan in het hele leven nog kan worden bijgeleerd.
Pas met de geboorte beginnen we zelf te ademen. Het vermogen om te kunnen ademen bedekt de oorspronkelijke ervaring van het geademd worden. Voor de innerlijke loop van de adem maakt het echter geen verschil, wie de adem haalt. In hem blijft de voorgeboortelijke ervaring steeds aanwezig en werkzaam. De ervaring van het vrouwelijke, het scheppende milieu in het moederlijf, verbindt ons met de eigen vrouwelijke natuur en haar potentiaal. In verbinding met de adem kan de toegang hiertoe gevonden worden. Als de waarneming zich laat onderdompelen in dit gebied is dat dermate verfrissend voor ons dagelijks bewustzijn, dat het, als hij weer bovenkomt, een vorm van geluk met zich meebrengt.
In de oorspronkelijke adembeweging begint het therapeutische werk. De innerlijke adem reageert seismografisch op mankementen en storingen. Zijn werkzaamheid komt voort uit zijn diepe organische ordening en beroert het lijf in zijn totaliteit. Op niet te voorspellen wijze stelt de adem zich beschikbaar voor dat wat gemist wordt en leidt het met verbazingwekkende doelgerichtheid naar het oord van ontbering. Als zelfhelende intelligentie is hij de eigenlijke werkzame kracht in het therapeutische proces. Zijn verzoenende, homeopathische tendens laat zich in het stromen van de adem evengoed waarnemen als in het stromen van innerlijke beelden en dromen.
Als spontane uitdrukking van het onbewuste onthult de adem biografische fixaties, die vanuit het bewustzijn vaak aanleiding geven voor misère. De adem lost ze op, doordat hij vanuit de innerlijke ordening een totaal nieuw perspectief laat zien die een streep haalt door de rekening van het gebruikelijk perspectief. In zulke ogenblikken heelt iets van dat waaraan we persoonlijk of maatschappelijk lijden.”
Uit: Wirkfeld des Atems, Texte zur Tiefenpsychologischen Atemarbeit. Books on Demand GmbH, Norderstedt. Tweede druk 2009.